De laatste tijd heb ik vaker gesprekken over ‘erbij willen horen’, zowel privé als met clienten. Het is en blijft een fascinerend thema. Erbij horen voorziet in ons collectieve verlangen onderdeel te zijn van iets groters dan wijzelf en tegelijkertijd kan het ons psychologisch welzijn aantasten als we er niet ( meer ) bijhoren.

Toch heb ik zien gebeuren hoezeer mensen zichzelf verliezen in erbij willen horen. Het verlangen om onderdeel te zijn van een groep – en daar identiteit aan te ontlenen – lijkt soms groter dan dichtbij jezelf blijven. Het conformeren aan de groep kan ervoor zorgen dat het individuele welzijn verloren raakt. En zorg je daar wel voor, lig je eruit. Ik zie het zelfs in gezinnen gebeuren; een jongere die wil differentiëren ( mag ik anders denken, voelen ed. ?) van zijn gezin en daardoor, meestal door crisis te forceren, buiten het gezin wordt geplaatst. Het gebeurt.

Perspectief verliezen

We kunnen onszelf verliezen in dat verlangen onderdeel te zijn van. Doordat we zó opgaan in het gevoel ‘ik doe er toe’ ‘ik ben waardevol’ ‘ik word gezien’ ‘ik ben geliefd’ zijn we tegelijkertijd kwetsbaar. Gisteren maakte ik iets mee wat dit in een notendop illustreert. Een wielrenner reed aan de verkeerde kant van de weg. Ik reed op datzelfde fietspad en hij kwam mij tegemoet. Hij zat echter zo in zijn snelheid en focus, dat hij mij begon uit te foeteren dat ik in de weg reed. Zich totaal niet bewust van waar hij zich bevond. Ik was te beduusd om überhaupt te reageren. Maar het is een mooie metafoor wat er kan gebeuren als je opgaat in iets; je verliest perspectief. Je vergeet waar je werkelijk bent en je interne waarden raken verstoord. Ook ontgroeningen om bij een studentenvereniging te mogen, zijn daar een bekend voorbeeld van.

De moraal van het verhaal; zowel ergens bij willen horen als je buitengesloten voelen, kan schaden.

De wij-zij wereld waarin we leven

Zelf vind ik de periferie van het grotere geheel een fijne plek. Ik overzie wat er gebeurt, doe zo nu en dan een stap naar het midden maar houd genoeg ruimte om me weer als toeschouwer op te stellen. Ik hoor nergens en overal bij. Als ik het opschrijf klinkt het bijna alsof ik mijn eigen veiligheid daarmee borg. En misschien is dat wel zo. Het zorgt er in ieder geval voor dat ik niet ‘ingezogen’ wordt. Het geeft helderheid over mezelf en mijn omgeving én ik word niet afhankelijk van goedkeuring noch afkeur. Want dé manier voor groepen om de interne banden strak te houden, is om de wereld in wij-zij onder te verdelen. Met alle negatieve feedback over ‘zij’ die daarbij hoort.

Als je een bewuste observator bent van mensen en de omstandigheden, verbind je je met het goede. Wat daarvoor nodig is, is dat je zowel kunt inzoomen als het grotere geheel blijven zien. Als systeemtherapeut doe ik dit dagelijks. Het is de enige manier om meervoudig partijdig te kunnen zijn. Alle waarheden liggen naast elkaar en mogen gezien en gehoord worden. De ene niet meer of minder waar dan de andere.

Maar ook in mijn privé hecht ik (meestal onbewust) grote waarde aan samenzijn zonder erin op te gaan. Samen en vrij. Vrij en toch samen. Of zoals een engels spreekwoord zegt; ‘be together but not in each other’s pockets’. Het zorgt ervoor dat je én dichtbij je eigen waarden blijft én openstaat voor anders. Het voorziet in een open, accepterende houding, je blijft weg van alle drama én zelfs als alle veilige omstandigheden wankelen, blijf jij overeind.