Emotionele veiligheid in het gezin

Emotionele veiligheid in het gezin

…laten we daar onze aandacht op richten.

Emotionele veiligheid in het gezin. Het is misschien wel het meest onderbelichte aandachtsgebied in de hulpverlening aan ouders en kinderen. En dat terwijl de impact van emotionele onveiligheid groot is. Mogelijk zelfs wel groter dan de effecten van fysieke onveiligheid.

Elke dag hoor ik in mijn praktijk de gevolgen op het welbevinden van clienten. Emotionele veiligheid in gezinnen is van levensbelang. Hoewel ik in veel mindere mate te maken heb met fysiek geweld, volgde ik het online webinar van Jef Slootmaeckers en Lieven Migerode. Dit naar aanleiding van hun heldere en noodzakelijke boek “Partnergeweld – vechten voor de liefde’.

Ik maak hier een overgang van partners naar gezinnen met pubers. Ook in deze gezinnen vindt agressie plaats. Soms geweld van de ouders naar de jongere toe. Soms van de puber richting ouders. En zelfs agressie van de puber naar zichzelf. In ieder geval; wat gebeurt in de dynamiek tussen twee volwassenen, vindt ook plaats tussen ouders en kinderen.

Paradigma shift

Ik wil met dit artikel een professioneel pleidooi houden om de hulpverlening meer oog te laten krijgen voor de emotionele veiligheid in het gezin. Ik ben Jef Slootmaeckers dankbaar dat ook hij in het webinar hierop attendeert; vanuit onze professionele kader leggen we téveel nadruk op fysieke veiligheid zonder ons te realiseren dat emotionele onveiligheid vele malen impactvoller is. Wat een wenselijke paradigma verschuiving! En wat zou ik dit graag op de netvliezen van elke hulpverlening hebben; van fysieke onveiligheid naar emotionele veiligheid in het gezin. Wat is daarvoor nodig? Dat mag het adagio worden.

Om een indruk te geven hoe emotionele onveiligheid zich manifesteert:

De levensloop van een hechtingsbreuk

Stel je maar eens voor dat je als kind geboren wordt in een gezin waarin duidelijke, zelfs strikte normen en waarden heersen. Waar de blauwdruk van eerdere generaties elke dag meedoen in het dagelijks leven. En jij als kind hebt je eigen temperament, je eigen blauwdruk, je eigen eigenheid. Dan is de kans groot dat dit vroeger of later, botst.

Nog waarschijnlijker: dat dit écht zichtbaar wordt gedurende de puberfase. Een kritieke fase waarin emotionele veiligheid noodzakelijk is om te kunnen differentieren.

En dan komen er problemen. Misschien krijg je wel een diagnose. En vanaf dat moment doen ouders hun best om het kind in het juiste spoor te krijgen. Hun spoor. En het kind past zich, zo goed en kwaad dat lukt, aan aan de beelden die ouders voor ogen hebben over wat goed en wat niet goed is.

Het kind verliest daarmee merendeels het contact met zijn eigenheid. Houd zich in, past zich aan, drukt weg, ontwikkelt mechanismes die ervoor zorgen dat zij er in ieder geval bijhoort. Want zij houdt van haar ouders. En verlangt naar hun liefde. Ouders houden van haar en willen dat hun kind goed terecht komt. En dat lukt, vanuit hun oprechte overtuiging, alleen als zij zich gedraagt op de manier die zijzelf hebben meegekregen. En dat is zoals de maatschappelijke norm dicteert.

Het kind wordt ouder en het kost steeds meer moeite om zich aan te passen, in te slikken, weg te drukken of te negeren. Daarbij wordt haar wereld steeds groter en gaan invloeden van buitenaf een belangrijkere rol spelen. Ouders zetten zich schrap want zijn bang dat ze afglijdt. Hoe vaker zij afwijkt van wat zij acceptabel vinden, des te strikter ze worden. En des te strikter zij worden, des te meer het kind – die inmiddels puber is – zich afzet. Ouders zijn bang, kind is boos. Boos over het verdrukte zelf in haar. Woedend omdat zij zich niet onvoorwaardelijk geliefd voelt. Gefrustreerd omdat haar leven gaat om aanpassen of barsten.

In haar hoofd dreunt de vraag door; ‘mag ik dan niet zijn wie ik ben?’ ‘Hebben ze dan geen vertrouwen in mij?’. En steeds vaker escaleert het. Sterker nog: de fysieke onveiligheid neemt toe. Men vreest voor de heftige confrontaties. Ouders raken onmachtiger en de puber wordt steeds bozer. Zij voelt zich onrecht aangedaan. Afgewezen door haar eigen ouders.

En de ouders?

Die worden steeds angstiger en onmachtiger. Ze houden van hun kind en klampen aan, gefrustreerd omdat ze niet meer door die boosheid heenkomen. Ze moeten haar letterlijk door elkaar schudden om nog contact te krijgen met hun kind.

En het kind?

Zij beschermt zichzelf tegen zoveel verbaal geweld en trekt zich terug. In een vriendenkring waar ze zich wel geaccepteerd voelt maar, in de ogen van zijn ouders, volstrekt slechte invloed hebben.

Dit is slechts een impressie van de vele gezinnen waarin de behoefte om in eigenheid te mogen zijn en het verlangen om in verbinding te zijn, totaal uit de hand loopt. De ouders wijten het aan kindfactoren. Het kind ziet de ouders als lastpakken. En de hulpverlening? Die raakt verstrikt in dezelfde onmacht en gaat niet zelden beheersen. Als het maar veiligheid is. Fysiek veilig.

Het professionele kader

Eigenlijk durf ik wel te zeggen dat het hele zorgsysteem in eerste instantie gecentreerd is rondom fysieke veiligheid. Ik heb niet zelden een diepe zucht geslagen als er ‘ingegrepen’ werd om deze veiligheid te waarborgen. Alles in mij protesteerde dan (wat mogelijk ook iets over mij zegt trouwens). Beheersingsgericht in plaats van ontwikkelingsgericht. Te weinig rekening houdend met de schadelijke gevolgen die beheersing met zich meebrengt.

Begrijp me niet verkeerd: ook fysieke veiligheid is belangrijk. Een jongen die dreigt met een mes en zijn jongere broer daarmee in gevaar brengt, moet gestopt worden. Voor de veiligheid van de broer en om zijn eigen veiligheid. Fysieke veiligheid levert schade op. Ik pleit er echter voor om ons niet ééndimensionaal te richten op deze vorm van veiligheid. Er is meer. Zoveel meer.

Om de jongen met het mes weer als voorbeeld te nemen; we kunnen ons focussen op wat er met deze jongen aan de hand is. Misschien is hij onder invloed, moet ie gediagnostiseerd worden of is er iets anders aan de hand. Wellicht is het nóg zinvoller om de bredere context van deze jongen onder de loep te nemen.

Hoe is zijn relatie met zijn ouders? Welke interacties zijn daar gaande? Zijn zij er voor hem en voelt de jongen zich gezien in zijn gezin? Is er in zijn gezin ruimte voor de boosheid waar hij mogelijk mee rondloopt? Mag het daar over gaan? Hoe emotioneel veilig voelt de jongen zich? Is er bij (een van) zijn ouders wellicht sprake van trauma waardoor ze (tijdelijk) niet beschikbaar zijn? Of zijn de ouders uitgeput en weten ze het niet meer? Allemaal vragen die van belang zijn om een completer beeld te krijgen ten aanzien van de emotionele veiligheid van het gezin en de afzonderlijke gezinsleden.

Hechting is de lijm die alles verbindt

Hechting is van wezenlijk belang om ons verder te kunnen ontwikkelen. Het is de lijm die gezinnen bij elkaar houdt. Om maar weer eens met Dr. Sue Johnson te spreken; ‘ we are wired to connect‘. En als ouders en kinderen niet afgestemd zijn op elkaar, heeft dat grote gevolgen. Elke dag hoor ik de verhalen van volwassenen die niet meer voelen of juist enorm overspoeld worden. Op de automatische piloot leven. Perfectionisme. Niet meer weten wat ze willen met hun leven. Terugkerende depressies. De lijst is lang…en de kern tamelijk éénduidig; hun conditioneringen gaan over de afweer tegen de pijn van de emotionele onveiligheid die ze ergens in hun socialisatie hebben gevoeld.

De schade van een hechtingsbreuk is op langere termijn vele malen impactvoller dan de angst voor fysieke onveiligheid.

Ouders en kind willen elkaar bereiken

Ouders en hun kinderen willen niets liever dan de band van liefde voelen. Een vader wil de ouder kunnen zijn van zijn kind(eren). Een moeder wil moeder mogen zijn. Het kind wil zich het kind van haar/zijn ouders kunnen voelen. Of zoals Dan Siegel het zo prachtig verwoord; ‘een kind wil voelen dat het gevoeld wordt‘. We hebben een existentiële behoefte om bij ons gezin te horen. Onderdeel uit te maken van een familie.

Maar wat als…?

Maar als de praktijk uitwijst dat ouders én kinderen elke dag ‘opbotsen’ tegen de mechanismen die hen beschermt tegen de pijn van de verwijdering, is dat veelomvattend. Het is traumatisch voor zowel de ouders als voor het kind. En maar weer eens refererend aan het webinar van Jef Slootmaeckers en Lieven Migerode: ‘niemand staat s morgens op met het idee om vandaag weer eens een potje te vechten’. Ook ouders en pubers niet. Dus is het uitermate belangrijk om ‘vechten’ te zien als een signaal dat men elkaar niet weet te bereiken.

Als de behoefte van de jongere én de mate waarin de ouders niet afgestemd genoeg zijn om het kind te ‘zien’ en te ‘horen’, zal de jongere achterblijven in protest (woede, agressie) en met een gevoel van wanhoop. Tenslotte is hij/zij nog gedeeltelijk afhankelijk van de afgestemde reacties van ouders om zijn eigen innerlijke wereld in balans te houden.

Ik citeer een moeder die na een aantal gezinssessies, gericht op het herstel van emotionele veiligheid, concludeerde: ‘ik had geen idee hoezeer ik me was gaan afsluiten voor alles wat onze dochter óók liet zien. Haar pogingen om contact met mij te krijgen. Het enige wat ik zag, is wat ze in mijn ogen verkeerd deed’. Vervolgend met: ‘wat heb ik haar en mezelf ontzegd door me op voorhand te wapenen tegen de zoveelste aanval van scheldpartijen. Ik was bang geworden. En kon haar niet meer geven wat ze écht nodig had. Mijn liefde en aandacht’.

Hoe zou de hulpverlening eruit zien als we agressie in het gezin gaan zien als de ultieme poging om elkaar te bereiken?

Het is zó wenselijk zijn (zou het echt wel van de daken willen schreeuwen) dat de hulpverlening oog krijgt voor de impact die ‘vechten voor de liefde’ heeft voor de afzonderlijke leden van het gezin en voor het gezin als geheel. Ik pleit ervoor dat we het hechtingsperspectief als leidraad gaan gebruiken om de emotionele veiligheid in het gezin te vergroten en daarmee de fysieke onveiligheid te laten afnemen (met dank aan Jef en Lieven die me dat lieten voelen tijdens hun webinar). Want geloof me: als we meer aandacht gaan richten op het herstellen van de emotionele veiligheid in het gezin, zal de fysieke onveiligheid – als vanzelfsprekend – afnemen.

Laten we vaker de focus richten op herstel van de emotionele verbinding. En daar onze interventies op baseren.

Conclusie

De conclusie voor mij is dat we ons in de professionele context teveel laten leiden door het idee dat als een jongere (of de ouder) maar fysiek veilig is, daarmee de kous af is. Integendeel; op korte termijn geeft het wellicht een adempauze. Op langere termijn echter zijn de psychologische gevolgen voor zowel de jongere als de ouders, enorm.

De praktijk laat zien dat niet zelden de band tussen ouders en kind, na een dergelijke hechtingbreuk, onherstelbaar – geen contact meer bijvoorbeeld – beschadigd is. Dat moeten we niet toestaan. Ik gun elke puber, elke ouder, elk gezin én elke professional de ervaringen die gericht zijn op het herstel van de onderlinge banden. Emotioneel herstel welteverstaan.

En daarvoor is, zo is mijn ervaring, een weg te gaan; een weg van duiken in onze hechtingsangsten, onze hechtingsbehoeften. Zicht krijgen op de blokkades die de verbinding afknelt en langzaam toewerken naar het weer kunnen voelen van gevoeld worden. Ik blijf het herhalen: de hulpverlening heeft het nodig om de focus ten aanzien van interveniëren te verleggen van fysieke veiligheid naar emotionele veiligheid.

Inmiddels zijn er in Nederland meerdere Emotional Focused Family Therapeuten die zich volledig richten op het proces van het herstellen van de hechtingsbreuken in gezinnen. Zie ook: EFT Nederland Verder zou ik het toejuichen als gemeentes zich verdiepen in de Houd Me Vast Trainingen voor ouders met jonge kinderen en voor ouders met pubers. Voorkomen is tenslotte nog beter dan moeten herstellen.